Inleiding bij de film Short Cuts van Robert Altman
Uitgesproken op Hotel van Hassel, De Balie, Amsterdam, april 2010
Toen ik Short Cuts voor het eerst zag, ergens in de jaren negentig, kende ik Raymond Carver alleen van naam.
Carver was, wist ik uit de krant, wereldberoemd geworden met realistische verhalen over doodgewone mensen die doodgewone dingen beleefden in doodgewone stadjes ergens in het doodgewone midwesten van Amerika.
Dat was niet het proza dat ik toen graag las. Ik las liever over bijzondere mensen die groots en meeslepend leefden. Daarnaast hield ik van schrijvers die literatuur beschouwden als een spel. Geen huiskamerrealisme, maar vreemde wendingen, dubbele bodems en onbetrouwbare vertellers.
Short Cuts bekeerde mij niet tot Carver. Integendeel. Ik vond de film prachtig. Maar die pracht schreef ik geheel op het conto van Robert Altman, de regisseur.
Allereerst situeerde Altman Carvers verhalen niet in Carvers doodgewone stadjes, maar in Los Angeles, een metropool die ik altijd had geassocieerd met glamour, decadentie, geweld – maar zeker niet met doodgewone mensen.
En ten tweede maakte hij geen film vol losstaande verhalen, maar liet hij de verhalen elkaar beïnvloeden: personages doken op in meerdere verhalen, handelingen in het ene verhaal stuurden de gebeurtenissen in een volgend verhaal.
Altman, verkondigde ik na afloop van de film, tilde Carvers verhalen uit boven het doodgewone, het alledaagse. Preciezer gezegd: door het doodgewone en alledaagse te stapelen, in elkaar over te laten lopen en in te bedden in beelden van de niet bepaald alledaagse metropool Los Angeles, maakte hij de doodgewone Carververhalen tot universele mythes.
Met andere woorden: ik vond de film beter dan het boek.
Voor uw goede begrip: toen ik dit allemaal beweerde, had ik geen letter van Carver gelezen.
Jaren later, mijn meningen waren al een stuk minder stellig, waren mijn vriendin en ik op vakantie in Kroatië.
Het was de laatste week en ik had al de boeken die ik in mijn rugzak had meegesleept uitgelezen. In Dubrovnik vonden we een boekhandel met een smalle kast met Engelstalige boeken. Dan Brown natuurlijk. Harry Potter. En ook de bundel What we talk about, when we talk about love van Raymond Carver.
Het eerste verhaal in die bundel heette ‘Why don’t you dance’. Een man staat in zijn keuken, hij schenkt zich wat whisky in en kijkt naar buiten, naar zijn slaapkamermeubels die in de voortuin staan. Dan volgt een beschrijving van wat er nog meer in de voortuin staat. Al zijn meubels. Niet lukraak neergezet, zoals bij een verhuizing of een ontruiming, maar precies zoals het binnen stond. Alle elektrische apparaten werken, de man heeft ze aangesloten met een verlengsnoer.
Later die dag, de man is even de deur uit, rijdt een jong paartje voorbij. Ze zien de meubels en denken: dat is vast te koop. Ze proberen de meubels, de huishoudelijke apparaten, vragen zich af of ze aan moeten bellen en dan komt de man terug. Hij wil zijn meubels best verkopen, gaat akkoord met iedere prijs, maar vooral wil hij er, daar in zijn voortuin, met die twee onbekenden, een gezellige avond van maken, wat drinken en muziek luisteren, misschien een dansje wagen.
Tegen het einde van het verhaal zegt het meisje tegen de man: ‘You must be desperate or something.’
Waarom die man ‘desperate’ is, legt Carver niet uit. Hij registreert alleen, met veel oog voor detail, maar droogjes, zonder commentaar en zonder sentiment.
Alsof je leest over de onbegrijpelijke daden van een of andere Griekse god.
‘Why don’t you dance’ is niet opgenomen in de film Short Cuts. Andere verhalen uit de bundel wel. Maar toen ik de film nog eens bekeek, herkende ik die verhalen amper terug. Waar Carver personages neerzet met een paar woorden, krijgen ze in de film van Robert Altman hele geschiedenissen mee. En dat niet alleen, aan sommige van de verhalen in Short Cuts zijn scènes toegevoegd.
Bijvoorbeeld het verhaal van de taartenbakker, dat in de film eindigt in een heftige confrontatie, terwijl het in de bundel gewoon wegglijdt.
Eerst dacht ik dat Altman of zijn scenarist zich hadden bezondigd aan een overmaat aan artistieke vrijheid.
Maar zo is het niet gegaan.
Het ging zo:
In 1969 slaagde een zekere Gordon Lish er in de bazen van het roemruchte tijdschrift Esquire zo ver te krijgen dat ze hem aannamen als literair redacteur. Lish had Esquire beloofd dat hij de Amerikaanse literatuur, die in de ban was van het postmodernisme, eens flink ging opschudden, hij zou schrijvers vinden met een unieke, nog niet gehoorde stem.
Lish was een vriend van Raymond Carver, die toen werkte bij een onderwijsuitgeverij, teveel dronk, vastzat in een ongelukkig huwelijk en er maar niet in slaagde door te breken als schrijver. Lish vertelde Carver over zijn plannen en Carver stuurde hem een stapel verhalen die door Lish werden geredigeerd en gepubliceerd. De verhalen werden direct opgemerkt. Een nieuwe, rauwe stem. ‘Dirty realism.’ Niet veel later verscheen Carvers eerste bundel.
Na de publicatie van die bundel, die ook zeer goed werd ontvangen, scheidde Carver van zijn vrouw, knoopte een relatie aan met de dichter Tess Gallagher en stopte met drinken. Ondertussen werkte hij aan een tweede bundel.
Carver wilde die bundel de titel Beginners geven, naar het slotverhaal. Maar Lish, die inmiddels bij Carvers uitgeverij was gaan werken, herdoopte dat verhaal en daarmee ook de bundel tot What we talk about, when we talk about love.
En daar liet hij het niet bij.
Lish had al flink zitten schrappen in de verhalen die Carver in Esquire had gepubliceerd, maar deze keer ging hij nog verder. Van sommige verhalen gooide hij maarliefst 70% in de prullenbak. Hij schrapte niet alleen, hij herschreef ook. Hij maakte een kale, strakke remix.
Carver sputterde tegen, hij smeekte Lish zelfs om de wijzigingen terug te draaien. Hij vreesde voor zijn reputatie. Tess Gallagher en veel van zijn nieuwe schrijversvrienden hadden zíjn versies van de verhalen gelezen. Als zij Lish’ versies zouden zien, zouden ze meteen weten dat niet Carver, maar Lish verantwoordelijk was voor de unieke Carverstijl.
Maar Lish vond dat hij Carver en de literatuur een dienst bewees en zette door.
In de navolgende jaren verbrak Carver de samenwerking met Gordon Lish en publiceerde hij, op aanmoedigen van Tess Gallagher, verschillende van de verhalen uit What we talk about, when we talk about love opnieuw, maar dan zoals hij ze had bedoeld.
Hij vertelde er natuurlijk niet bij dat het níet ging om nieuwe, maar juist om vroege versies van de verhalen.
Maar goed. Dat zijn dus de versies die in de film Short Cuts terecht zijn gekomen. Ze zijn langer, sentimenteler, bloemrijker, de auteur is meer geneigd tot afdwalen en uitweiden, de personages praten zelfs anders.
Of ze beter zijn of slechter of alleen maar anders, mag u zelf bepalen. Bijvoorbeeld door What we talk about, when we talk about love te leggen naast de vorig jaar verschenen oerversie van die bundel: Beginners.
Ik dank u voor uw aandacht en wens u veel kijkplezier.
Dankuwel.